ATGB-advies 2403 – Hoogte vloerafscheiding fietsersbrug
Een nieuw te bouwen brug voor langzaam verkeer is vorig jaar vergund met een hoogte van 1,3 m voor de vloerafscheiding, zoals, volgens artikel 2.18 zesde lid van het Bouwbesluit 2012, vereist voor een brugdek voor langzaam verkeer. De aanvrager is echter van mening dat deze hoogte te hoog is voor de beoogde ruimtelijke beleving van de buitenruimte door gebruikers van de brug en wil een hekwerk van 1,1 m hoogte plaatsen als vloerafscheiding met een horizontaal gedeelte van 0,2 m t.p.v. de bovenregel. De bovenregel bevindt zich daarbij aan de binnenzijde van het hekwerk. Verder wordt in de onderbouwing van gelijkwaardigheid voor het hanteren van een lagere hoogte van 1,1 m voor de vloerafscheiding gewezen op de verschillende visuele, psychologische en veiligheidsmaatregelen om fietsers met lage snelheid op de rood gemarkeerde middenstrook te houden. Nadrukkelijk wordt betoogd dat de brug een overwegend ‘verpozend karakter’ heeft, waardoor de brug niet als een fietsbrug gezien kan worden.
De gemeente verwijst naar de achtergrond van de aanscherping van de hoogte van een vloerafscheiding bij bruggen voor langzaam verkeer: deze aanscherping komt o.a. voort uit de aandacht die de Fietsersbond, het Landelijke Fietsplatform, de RAI-vereniging, de ANWB en Veilig Verkeer Nederland hebben gevraagd voor het veiligheidsgevoel van o.a. brugleuningen. Het voorstel om de brugleuning uit te voeren met een lagere hoogte dan vereist in de recente aanscherping van het bouwvoorschrift (Bouwbesluit 2012 artikel 2.18 zesde lid) biedt, wat de gemeente betreft en met de aangedragen onderbouwing, geen gelijkwaardige veiligheid.